Blogs

Ze zijn weg.

Column – door Jasmijn Vrooland

Vorige zomer liep ik ’s avonds vaak over het Wisselspoorterrein in Utrecht, een breed stuk land dat uitloopt in een punt, tussen twee treinsporen in. Een beetje ruige, zanderige plek, bedekt met planten die je ook in de duinen tegenkomt, niet kapot te krijgen. Bramen, acacia’s en veel kleine gele bloemetjes waarvan ik de namen niet ken. Ik kwam er graag omdat je daar zo lekker ver kunt kijken, wat in Utrecht zeldzaam is. En het was er rustig. Ik was er vaak alleen, of met één of twee hondenuitlaters. Deze week wandelde ik daar weer ’s avonds en viel me al op dat het hele terrein veel vlakker was geworden. De struiken en de bloemen waren weg, de bramen teruggedrongen naar de randen. Op een groot deel is een laag zand uitgestort. En toen hoorde ik het. Niets.

Waar vorige zomer het hele terrein luid zoemde van het leven en ik de insecten om mijn hoofd heen voortdurend weg moest wapperen, was het nu doodstil. Geen insect te zien of te horen. Ik dwaalde nog wat rond, mijn ziel onder mijn arm, als een hond die op zoek is naar iets, maar niet weet wat. Ik weet dat het terrein bebouwd gaat worden en dat dat fijn is voor de mensen die straks een plek krijgen om te wonen, maar ik voel verdriet.

Ze zijn weg.